TA-professional Stephen Karpman is kunstzinnig begaafd en denkt in beelden. Dat is hoe de dramadriehoek ontstond: een model dat in een oogopslag ineffectieve communicatie tussen mensen begrijpelijk, voorspelbaar en veranderbaar maakt. Karpman publiceerde de dramadriehoek in 1968. Het denken over en begrijpen van ineffectieve communicatieve patronen zette de TA wereldwijd op de kaart.
Patronen
Een aantal kenmerkende patronen van Spel zijn:
- Herhaling: ieder speelt zijn favoriete Spel keer op keer opnieuw. De medespelers en omstandigheden kunnen verschillen maar het patroon blijft hetzelfde.
- Spelen worden buiten het Volwassen bewustzijn om gespeeld. Pas in de eindfase vragen mensen zich soms af: Wat gebeurt er toch? Waarom overkomt mij dit toch steeds? Vaak realiseren ze zich dan nog steeds niet hun eigen rol in de gebeurtenissen.
- Spelen bevatten altijd transacties met bijbedoelingen en eindigen op een voorspelbare manier met de ‘favoriete’ rotgevoelens ofwel racketgevoelens van de spelers.
- Spelen bevatten een moment waarop de rollen veranderen. Dit wordt ook wel de switch genoemd. Dat levert verwarring/verrassing op bij de spelers.
Mensen zijn zich er niet van bewust dat ze een Spel spelen. Wel voelen ze zich na afloop rot, boos, triomfantelijk, zielig, gekwetst, etc. De clou van elk Spel is dat alle deelnemers hun overtuigingen – over zichzelf, over de ander en over de wereld waarin ze leven – bevestigd krijgen.
Posities
In de dramadriehoek zijn er drie onderscheiden posities:
- het Slachtoffer ontkent de eigen verantwoordelijkheid, vraagt hulp, steun, aandacht etc. voor dingen die hij eigenlijk zelf kan of moet doen, vanuit de basispositie -/- of -/+. Het Slachtoffer in de positie -/- vindt iedereen, inclusief zichzelf waardeloos en lokt vaak Aanklagers gedrag bij anderen uit. Het Slachtoffer in de positie -/+ is een Calimero-achtig figuur. Ik ben klein en jij bent groot en dat is niet eerlijk. Dit Slachtoffer trekt vooral Redders aan.
- de Redder stapt in de positie van degene die het weet voor de ander of het voor de ander zal oplossen, neemt verantwoordelijkheid van de ander over vanuit de basispositie +/-.
- de Aanklager verwijt de ander dat hij dingen niet goed doet of de oorzaak is van allerlei zaken, ook de Aanklager ontkent dus een deel van de eigen verantwoordelijkheid en heeft de basispositie +/-.
Petruska Clarkson stelt dat de Omstander de vierde rol is in de Dramadriehoek. Als er zich (in een systeem) een probleem voordoet, ben je deel van het probleem of deel van de oplossing. Daarbij geldt dat je niet niet kunt kiezen! Invloed heb je immers altijd en onschuldige omstanders bestaan niet.
Het Spel begint met het innemen van een bepaalde positie door elke speler en op een gegeven moment treedt er een Switch op: een wisseling in positie. Deze Switch wordt in TA ‘de aap uit de mouw’ genoemd. Iedere deelnemer kan in principe alle posities innemen, maar heeft wel een voorkeurspositie.
Karpman stelt dat in Spel mensen altijd een van de genoemde rollen op zich nemen. Bij een Spel in een hulpverleningssituatie kan de cliënt zich presenteren in de rol van Slachtoffer en stapt de hulpverlener in de rol van Redder. Dit kan enige tijd duren tot er een switch plaatsvindt. De cliënt is ontevreden over de geboden hulp en verandert van Slachtoffer naar Aanklager. De verbouwereerde hulpverlener verandert van Redder opeens in Slachtoffer.
Adrienne Lee en Acey Choy hebben de Winnaarsdriehoek ontworpen als mogelijkheid om uit het Spel te kunnen stappen. In de Winnaarsdriehoek staan de positief tegenovergestelde rollen van de Dramadriehoek centraal.
Bronnen
Choy, A. (1990). The Winners Triangle. Transactional Analysis Journal, 20(1), 40-46.
Clarkson, P. (1987). The Bystander Role. Transactional Analysis Journal, 17(3), 82-87.
Karpman, S. (1968). Fairy tales and script drama analysis. TAB, 7, 26, 39-43.